Gerardus Magazine 2021-8

2021-8

Pioniers met passie

Samen op zoek naar de Bron van Leven

Marcel staat breeduit lachend in de deuropening als ik nog aan de overkant van de drukke weg sta. Zo ken ik hem nog van zijn studententijd: uitbundig, hartelijk, belangstellend.

De Twentenaar Marcel Mollink, nu 63 jaar, begon in 1977 zijn theologiestudie in Heerlen, juist toen ik vanuit Heerlen naar Twente ging om in het retraitehuis De Zwanenhof een pastoraal centrum voor deze regio mee vorm te geven. Toen ik tien jaar later naar Limburg terugkeerde, kwam ik Marcel weer regelmatig tegen, omdat hij na zijn studie hier is blijven hangen.

Iemand waarschuwde mij: ‘Als je met Marcel gaat praten, zorg dat je het gesprek in de hand houdt, want in zijn enthousiasme springt hij van de hak op de tak’. Dat klopt. Dat komt ook, omdat hij heel geïnteresseerd is in de ander. Ik moest hem eerst van alles vertellen over Wittem. Na een kwartiertje zei ik: “Zullen we nu toch maar de rollen omdraaien, en dat ík jóú ga interviewen?”

Als ik mijn aantekeningen van dit gesprek nog eens nalees, kan ik niet goed meer reconstrueren wat hij wanneer precies in zijn leven gedaan heeft. Marcel is geen man die aan carrièreplanning deed. Toch is er een rode draad te bespeuren. “Het is een zoek- en ontdekkingstocht naar mijn essentie, naar God, zeg ik achteraf. Op mijn pad kwamen bijvoorbeeld daklozen, mensen met een verstandelijke  beperking en jongeren. Ik merkte dat ik me bij hen als een vis in het water voelde.”

 

Marcel, waarom ben je indertijd theologie gaan studeren?
“Ik kom uit een typisch Twents boerengezin, waar kerk en geloof vanzelfsprekend waren. Maar persoonlijk raakte het me niet echt, totdat ik op de PABO (opleiding voor onderwijzer) godsdienstles kreeg van Ans Bulthuis, een theologe die mij een heel bevrijdend beeld van Jezus gaf. Totaal anders dan wat ik in de kerk hoorde. ‘Daar moet ik meer van weten’, voelde ik. En ik besloot om theologie te gaan studeren. Niet om priester te worden. Achteraf zeg ik: ’Ik heb daar mijn roepstem gevolgd’. 

Het programma van de Hogeschool voor Theologie en Pastoraat (HTP) van Heerlen sprak mij aan. En voor een Tukkerse boerenzoon was Limburg toch meer ‘eigen’ dan bijvoorbeeld Amsterdam. Ik heb er een boeiende tijd gehad. Ik heb zo Gerard Prickaerts leren kennen; ik hielp hem wel eens in de Wittemse boekwinkel.

Stage liep ik in een parochie in Tegelen. Ik heb er veel geleerd, vooral van de stagebegeleiders van de HTP. Wat ik heel confronterend vond: ik kwam er geen leeftijdsgenoten tegen. Alleen maar oudere mensen. Ik voelde me er niet thuis en kreeg grote twijfels of ik wel in de kerk wilde werken. En na een religieuze ervaring kon ik bijna niks meer met kerk en theologie. Ik kwam in de wereld van de New Age terecht. Er ging een nieuwe wereld voor me open. Ik werd diep geraakt door Krishnamurti, Bhagwan en de wereld van de Zen. 

De kerk raakte uit zicht. Tussen mijn 25e en 55e jaar heb ik nauwelijks een kerk van binnen gezien. Ik werkte 22 jaar met mensen met een verstandelijke beperking. Op een gegeven moment kwam pastor Harrie Brouwers vragen of ik geen jongerenwerk wilde gaan doen in zijn parochie Kunrade (Voerendaal). Hij kwam op het goeie moment; was hij een jaar eerder gekomen, dan had ik ‘neen’ gezegd. 

Harrie is een zeer belangrijke leermeester voor mij. Hij heeft me dieper ingewijd in de katholieke traditie. Ik kreeg alle ruimte in het jongerenwerk. Het was een moeilijke, maar ook zeer boeiende zoektocht. De eerste jaren ging ik met hen zwemmen, lasergamen, bowlen, naar de film. Heerlijk. Zo leerde ik hen wat kennen. Ik zocht: hoe vind ik iets in die katholieke traditie waar jongeren echt iets aan hebben?” 

 

Want jongeren waren en bleven jouw passie?
Marcel aarzelt om dat te beamen, “Mijn passie zit meer in mijn zoektocht naar God, naar de Oerbron van het Leven. In de parochie van Voerendaal, en sinds twee jaar ook in de Andreasparochie in Heerlen kan ik volop bezig zijn met deze passie. En daar hoort helemaal het werk met de jongeren bij. 

Met vormelingen op ‘maatschappelijke stage’: speelgoed inzamelen voor de ‘Stichting Elk Kind Telt’  voor kinderen in arme gezinnen.Deze rubriek heet ‘pionier met passie’; zo voel ik me niet. En als ik het al ben, dan ik niet alleen! Ik denk dan aan het samen opzetten van het vormselproject in Voerendaal. En later het samen voorbereiden van een maatschappelijke stage rond de Werken van Barmhartigheid. We gingen met jongeren o.a. naar de Voedselbank, de jeugdgevangenis en het mortuarium. 

En dan vooral luisteren naar wat dat met jongeren doet. Wat beleven zij in de jeugdgevangenis tijdens hun gesprek met enkele jongeren daar? Zoiets gebeurt ook als ik de vormelingen interview. Daar hoor ik wat er in hun hart leeft. Dat heeft me vaak heel diep geraakt. Het aantal vormelingen is wel sterk teruggelopen. Momenteel doen er nog zo’n tien mee. Voordeel is wel dat je hen wat beter leert kennen.”

 

Dat zo weinig jongeren meedoen, is dat een teken dat de kerk aan het uitsterven is?
“Een collega zegt dat wel eens: we leven in een stervende kerk. Dat is ook wel zo, denk ik. En toch zit er in beide parochies nog zoveel leven en bezieling. En ik ben zelf weer veel meer naar de christelijke traditie toegegroeid. Wat ik buiten zocht, vind ik nu binnen in mijn eigen traditie. 

Onze traditie heeft spirituele meesters en meesteressen: in beide parochies verdiepen we ons in Augustinus, Meister Eckhart, Hildegard von Bingen, Simone Weil. Met een groepje doen we bibliodrama. Zeer verrijkend; echt ‘voeding voor de ziel’. Trouwens in Voerendaal hebben we een werkgroepje dat zo heet. 

Waar ik ook veel van leer en wat ik heb herontdekt is de liturgie. Eens in de zes weken ga ik mee voor in een woord- en communieviering. Al met al heb ik mijn weg teruggevonden in de traditie waarin mijn ouders mij hebben laten dopen.”

Tegen het eind van het gesprek gaat de bel. “Ik moet even Lianne helpen” en hij gaat de trap af. Als hij terug is, vertelt Marcel: “Iemand van de parochie zei eens, dat hij z’n gehandicapte dochter graag een eigen woning zou toewensen. Zo’n huis vond hij, maar hij zag er toch ook tegen op dat Lianne er zonder hulp zou wonen. Ik wist dat dit huis redelijk groot was, en zei hem dat ik best bij haar in wilde trekken. Ik heb mijn eigen appartement opgezegd en woon nu sinds een maand hier op de bovenetage. Ik help haar bij het overstappen van haar auto in haar rolstoel en doe allerlei klusjes in huis.” 

Dat is Marcel ten voeten uit: gewoon doen wat zijn hart hem te doen geeft...

Henk Erinkveld CSsR