Gerardus Magazine 2018-1

2018-1

OVER CLEMENS GESPROKEN

Vastberaden in een onzekere tijd

In deze jaargang van het Gerardus Magazine wijden we een aantal artikelen aan Clemens Maria Hofbauer. Naar hem is de Provincie St. Clemens genoemd waartoe Nederland, Vlaanderen, Zwitserland en het grootste deel van Duitsland behoort. Ook het nieuwe pastorale project in Gent draagt zijn naam: de Clemenspoort. Wie was deze eerste niet-Italiaanse redemptorist?


Clemens Maria wordt als Johan Hofbauer in 1751 geboren in Tasswitz (Bohemen, in het huidige Tsjechië) in een boerenfamilie. Zijn vader sterft als hij zeven jaar oud is. Zijn moeder zegt op dat moment, wijzend op het kruis: “Weet dat voortaan de hemelse Vader jouw vader zal zijn. Zorg dat je hem niet beledigt door te zondigen”. Deze woorden blijven zijn hele leven in zijn ziel gegrift.

In de streek waar Johan opgroeit, woedt voortdurend oorlog en mensen lijden bittere honger. Dit vormt zijn karakter en persoonlijkheid. Hij ontwikkelt een uithoudingsvermogen in moeilijke situaties, is standvastig en weet stééds weer iets nieuws op te pakken. Door alles heen bewaart Johan zijn vertrouwen in God en blijft hij grenzeloos goed voor de mensen die hij ontmoet.

Om geld te verdienen, want studeren was onmogelijk, wordt Johan als 16-jarige jongen bakkersleerling. Toch trekt hem een ander leven. Twee jaar later gaat hij met een vriend op pelgrimstocht naar Rome. Op deze wijze kan hij dan toch vorm geven aan zijn religieuze bewogenheid om Christus na te volgen. Tijdens zijn leven pelgrimeert hij nog vaak: van Wenen naar Rome en van Wenen naar Warschau. Onder moeilijke omstandigheden legt hij duizenden kilometers af, vaak te voet. Op 21-jarige leeftijd krijgt hij de gelegenheid om te studeren aan het gymnasium van de norbertijnenabdij van Klosterbruck. Na enkele jaren verlaat hij deze plek, waarschijnlijk omdat de ideeën van de Verlichting die in deze abdij verkondigd werden, hem schokten. Tijdens zijn verdere leven blijft hij zich hiertegen verzetten. In 1778 sluit Johan Hofbauer zich officieel aan bij een gemeenschap van kluizenaars. Hij ontvangt dan officieel de naam Clemens Maria Hofbauer. Hij woont in die jaren in een kluis in de buurt van zijn geboorteplaats Tasswitz. Zijn Godsvertrouwen verdiept zich in deze periode van zijn leven.

In 1783 krijgt hij opnieuw de gelegenheid om te studeren. Ditmaal in Wenen. Hier komt hij in contact met de geschriften van Alfonsus de Liguori, de stichter van de congregatie van de redemptoristen. Clemens leeft er helemaal van op omdat deze voor hem een gelukkig tegenwicht bieden voor de ‘droge’ theologie van die tijd, maar ook een tegenwicht bieden tegen de rationele denkbeelden die de Verlichting verspreidde.

Een jaar later gaat Clemens Maria Hofbauer op pelgrimstocht naar Rome en besluit in te treden in de congregatie van de redemptoristen. Op 18 maart 1785 legt hij de eeuwige geloften af. Twee maanden later wordt hij in Alatri – in de buurt van Rome – priester gewijd. Kort daarna gaat Clemens Maria terug naar Wenen om een klooster te stichten. Zoals zijn medebroeders in Italië, wil Clemens in Oostenrijk volksmissies gaan preken. Maar onder keizer Jozef II waait er een sterk antireligieuze wind. Minstens 800 kloosters worden door hem opgeheven. Dit dwingt Clemens om in 1787 naar Warschau in Polen uit te wijken. Het tekent Clemens ten voeten uit dat hij de hoop bewaart en vasthoudend is in zijn droom om aan de meest verlatenen het Evangelie te verkondigen. Vanuit St. Benno – een vervallen nederzetting van de jezuïeten in Warschau – neemt Clemens op een veelzijdige wijze pastorale zorg op. Hij gaat hierbij vooral uit van de nood van mensen: hij zet een weeshuis op voor oorlogswezen, sticht een school voor meisjes om een vak te leren, organiseert een vereniging voor leken die willen werken voor de kerk, vraagt religieuzen om zieken te bezoeken en preekt dagelijks. Hij is toegankelijk voor ieder die een beroep op hem doet; dáárin laat hij zijn missionaire bewogenheid en passie voor God en de mensen zien.

Het is dan ook heel bitter voor Clemens dat hij in 1808 – in de gruwelijke tijd van de Franse overheersing – uit Polen moet vluchten. Al zijn inspanningen worden de bodem ingeslagen, al zijn werk lijkt voor niets. En toch laat Clemens zijn vertrouwen in God niet varen.

In augustus 1808 pakt hij zijn missie in de stad Wenen weer op, omdat het klimaat in Oostenrijk inmiddels iets minder antikerkelijk was geworden. Vanuit de kerk St. Ursula ontplooit hij dan opnieuw tal van activiteiten: meditatie, biecht horen, feestelijke eucharistievieringen met veel muziek, gespreksgroepen met studenten, pastorale contacten met mensen van alle rangen en standen.

Het was de grote kracht van Clemens Maria Hofbauer dat hij de realiteit aanvaardde zoals deze was; hij was zeer praktisch ingesteld, toekomstgericht, zeer creatief in zijn wijze van werken en tegelijk trouw aan de mensen die aan de grenzen van de samenleving leefden. Hij was trouw aan de Kerk en trouw aan zijn congregatie van de redemptoristen. Een ‘heilige mens’ die onvermoeibaar en in alle nederigheid het evangelie verstaanbaar en op een voor velen ‘nieuwe wijze’ wist te verkondigen. Hij stierf op 15 maart 1820 in Wenen.

Marianne Debets