10 MAGAZINE VOOR BEZIELING EN LEVENSORIËNTATIE WAT WAS IS ER NOG Versterving met geselkoorden Oudere lezers zullen het zich ongetwijfeld nog herin- neren: de dagsluitingen op de tv van pater Leopold Verhagen. Tussen 1953 en 1967 verzorgde deze au- gustijn met enige regelmaat dagsluitingen voor de KRO. Vaak had hij daarbij een voorwerp in de hand, waarvan pas in de loop van zijn praatje duidelijk werd wat er de bedoeling van was. Pater Leopold Verhagen (1908-1997), godsdienstle- raar aan het gymnasium van de augustijnen in Eind- hoven, had een goed oog voor de rol van materiële cultuur in de geloofsbeleving, ‘Geloven, dat kunt ge niet zonder spullekes,’ was zijn gevleugelde uitdruk- king. ZELFGESELING Op de zolder van het augustijnenklooster in Eindho- ven, tegenwoordig als DOMUSDELA in gebruik bij een uitvaartcoöperatie, had pater Verhagen een museum van katholieke devotievoorwerpen ingericht: heiligen- beelden, rozenkransen, wijwaterbakjes, crucifixen en nog veel meer. Een hele wand van dat museum was gevuld met ge- selkoorden. Die bestonden in allerlei varianten, wis- selend van kloosterorde tot congregatie: sommige van touw, andere van leer, de een met metalen pin- nen, de andere met knopen erin. Ik ben nog nooit in een sm-kelder geweest, maar ik stel mij daar zoiets bij voor als die wand in het privémuseum van pater Verhagen. Tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw was de zelf- geseling in heel wat kloostergemeenschappen een min of meer vanzelfsprekende praktijk. Wekelijks, op vrijdagmiddag, rond het uur waarop Jezus aan het kruis was gestorven, werden kloosterlingen geacht zichzelf enige tijd op de ontblote rug te slaan met een geselkoord. Tijdens de zelfgeseling werden meestal boetepsalmen gebeden. In sommige orden was de zelfgeseling zelfs een praktijk op drie dagen in de week (maandag, woensdag en vrijdag). Ook het tijdstip kon anders zijn, bijvoorbeeld ’s nachts na de metten. De zelfgeseling behoorde tot de handelingen die de versterving van de kloosterling moesten bevorderen: het sterven voor de wereld om te leven voor Christus. In de jaren vijftig rezen bij veel religieuzen al vragen rond de zin van de zelfgeseling en andere verster- vingspraktijken, zoals het zich onthouden van slaap en het dragen van een boeteketting, -gordel of kleed, ook wel ‘cilicium’ of ‘catena’ genoemd. En tien jaar later was de praktijk vrijwel volledig verdwenen uit het leven van de kloosterlingen.