Gerardus Magazine 2020-3

2020-3

Mensen met een passie

De verbindende kracht van de zingende lijster

Een van de boeiende mensen die ik in de Gentse Clemenspoort vaak tegenkom, is Jackie van Obbergen uit Deinze (B). We zoeken een rustig moment voor een gesprek.

 

Jackie, zou jij iets kunnen vertellen over je achtergrond?
Ik kom uit een rustig, eenvoudig en beschermd gezin. Mijn vader, een Brusselaar, trouwde als weduwnaar met mijn moeder. Hij had reeds een dochter van 16 jaar en toen ik twaalf jaar was, werd nog een meisjes­drieling geboren, waarvan eentje gestorven is bij de geboorte. Mijn vader was vertegenwoordiger van alles wat met naaiateliers te maken had en reisde dus het Vlaamse land af. Op een van die reizen heeft hij mijn moeder leren kennen. Zij was een slagersdochter uit Deinze. Het was mijn (half)zus die mij aanmoedigde om stappen in het leven te zetten. Ik ging bij de jeugdbeweging en eenmaal scout blijf je scout. Zo heb ik een ontzettend rijke jeugd gehad. Via de jeugdbeweging raakte ik ook betrokken bij de parochie. Die tijd heeft mij veel deugd gedaan en vooral sociaal gevormd. De stap naar de universiteit was de eerste stap naar de vrijheid. Ik was geen student op kamers, maar bleef gewoon thuis wonen, waar ik een sterk sociaal netwerk had. Ik hoefde mij dus niet echt vrij te vechten.

 

Je bent tandheelkunde gaan studeren. Wat bewoog jou? 
Ik ben eerst geneeskunde gaan studeren met het idee om kinderarts te worden, want een tandartsenopleiding bestond toen nog niet zonder de vooropleiding in geneeskunde. Er waren enkele tandartsen in mijn directe omgeving en in de familie van het meisje dat ik ondertussen ontmoet had en later mijn vrouw werd. Ik koos dus voor mondzorg en wilde graag kindertandarts worden. Omdat die opleiding nog niet bestond in België, heb ik die in Nederland gevolgd. Eenmaal afgestudeerd begon ik met een praktijk aan huis. Maar ik voelde: om van ’s ochtends tot ’s avonds laat tussen die vier muren te blijven, dat is niet mijn natuur. Ik heb mij dan op de universiteit geëngageerd als klinisch assistent. Dat verruimde mijn wereld. Het bood mij ook de kans om te promoveren en een leerstoel op te starten in een richting die toen niet vanzelfsprekend was: de ‘dental public health’: maatschappelijke mondzorg, waarbij ik me vooral op de zorg voor kinderen richtte. Dit gaf mij de gelegenheid om samen te werken met huisartsen, omdat je zo breder naar de leefomstandigheden kunt kijken waarin mensen zich bevinden. Er zijn zoveel factoren die gezondheid en welzijn bedreigen. Die problematiek moet je in zijn totaliteit oppakken. In deze vorm van zorg ben ik als mens open gebloeid.

 

 

Jij hebt oog voor mensen die door anderen niet snel worden gezien.
Ik werd geconfronteerd met mensen in armoede en heb ervaren hoe belangrijk het is om met deze mensen te praten, hun vertrouwen te winnen, te spreken over preventie en niet alleen maar de mondzorg te geven waarvoor ze kwamen. Zo was er een kind van drie jaar met totaal verwaarloosde tanden; één grote ellende. We hebben toen alle tanden moeten trekken, maar er wel op toegezien dat er goede nazorg kwam. Daar ligt mijn bewogenheid, maar ik zet me ook in voor onderzoek en onderwijs op dit gebied. Voor mij is het bijvoorbeeld belangrijk dat iedere tandarts in zijn opleiding heeft gewerkt in een centrum voor drugsverslaafden of in centra waar kwetsbare gezinnen worden opgevangen. Dan zijn ze tenminste geconfronteerd met ook die kant van de realiteit.

 

Hoe kwam je ertoe om in de Clemenspoort een koor op te richten? 
Zingen is altijd mijn ding geweest. Bij de scouts was ik ‘de zingende lijster’. De jeugdbeweging was sterk betrokken bij de parochie en daar leerde ik de redemptorist Frans De Maeseneer kennen die geloofsdagen kwam preken. We hebben toen veel initiatieven ontplooid, onder andere hebben we een jeugdkoor opgericht. Ik heb toen aan de muziekacademie nog zang gevolgd en later een opleiding tot (amateur) dirigent gedaan. We gingen met dat koor ook op kamp en daardoor ontstond er een hechte band tussen die jongeren. We zongen vooral typische wereldmuziek, vrijheidsliederen die mensen inspireerden in de problematiek rond bijvoorbeeld de apartheid in Zuid-Afrika. 
Na twintig jaar dacht ik: ‘Er moet een nieuwe wind gaan blazen’ en vervolgens heb ik enkele jaren een koor van geëngageerde vrouwen geleid. Toen de Clemenspoort hier in Gent begon, heb ik aan de redemptorist Yves De Mey gevraagd: ‘Mag ik hier iets nieuws beginnen?’ En zo ontstond het wereldkoor ‘Redemption’ voor iedereen die zin heeft in zingen: vluchtelingen, kansarmen, ieder die zijn weg zoekt in de samenleving. De liedjes hebben alle kleuren, maar zijn ook drager van een streepje ‘zin’. Een deel van de mensen komt dan ook naar andere activiteiten in de Clemenspoort en ze praten mee, wat ze misschien anders nooit hadden gedaan.” 

 

Ik zie in jou ook een pelgrim. Klopt dat? 
Ik ben altijd geboeid door religieuze ordes. Ik ben nooit ‘ingetreden’, maar ik voel me in zekere zin wel geroepen, zoals God Abraham riep, hij zijn veilige huis verliet en op weg ging. Waar hij doorheen zou gaan dat wist hij niet, maar hij maakte wel die keuze. Ik heb vaak gesproken met Guido Moons, want ik wilde meer van die redemptoristische familie weten en van pelgrimage en vooral hoe pelgrimage ‘tot werking’ komt. Sinds tien jaar ben ik nu medeorganisator van twee tochten per jaar. Pelgrimeren is niet op vakantie gaan. We geven mensen van te voren stof tot nadenken. Bijvoorbeeld: hoe sterk zijn onze vooroordelen naar mensen? Of neem iets mee in uw rugzak wat u zeer dierbaar is. Over dit alles kunnen ze dan tijdens een ‘spirit’ moment gedurende de tocht vertellen. In het vertellen van verhalen krijgen mensen adem en ruimte. Ze voelen dat ze gedragen worden door de groep. Ik vind het geweldig dat dit kan gebeuren. ’s Avonds na de maaltijd gaan we soms terug naar buiten om een avondlied te zingen als afsluiting van de dag. Dan is er niets beters dan te zeggen: ‘Laten we elkaar zegenen, zoals ons moeder dat vroeger deed. Als God ons zegent en bewaart dan kunnen wij rustig slapen’. In dit eenvoudige gebaar dragen we zorg voor elkaar.

 

Alle dingen die je doet, horen zo bijeen?
Ja, ik leef maar één leven dat in harmonie is, dat voel ik. Als het moeilijk is, voel ik me ook gedragen door mensen en door de Bron die ons allen draagt. Dat doet deugd en maakt me gelukkig, ook hier in de 
Clemenspoort in Gent. We proberen verbindend en vernieuwend te zijn, maar een restauranteigenaar zei mij ooit iets dat zeer belangrijk is. “Gij moogt uw waterzooigerecht vernieuwen, maar dat kan maar, als je het oorspronkelijke recept goed kent.” Zo is het ook naar religiositeit toe: bewaar het recept van de oorspronkelijke spiritualiteit, blijf authentiek. 

Marianne Debets ?