Gerardus Magazine 2022-7

2022-7

Wat wás er nog

Heiligen van het dorp

De heiligenkalender is altijd een bron van lering en vermaak. Ik heb mijn studenten vroeger vaak voorgehouden: als je de heiligenkalender een beetje volgt en iets leest over de verschillende zaligen en heiligen, maak je vanzelf een rondreis door de kerkgeschiedenis. Niet elke heilige zal je evenveel aanspreken, maar dat hoeft ook niet.

 

Dertig heiligen per dag
Van een geleerde jezuïet heb ik al bijna een halve eeuw geleden geleerd: je moet alle mensen liefhebben, maar je hoeft niet iedereen aardig te vinden. Zo ga ik ook met de heiligenkalender om: ik respecteer ze allemaal, maar ik vind ze niet allemaal even aardig. 
Gelukkig is er altijd keus genoeg: als je alle oude en nieuwe, nationale en regionale kalenders erbij betrekt, zijn er elke dag zaligen en heiligen in overvloed. We weten niet eens precies hoeveel zaligen en heiligen er eigenlijk zijn. 
In het eerste millennium gold de verering van een heilige als legitiem wanneer een bisschop bij een daad van verering, bijvoorbeeld het opgraven van de stoffelijke resten en de overbrenging naar een kerk, aanwezig was geweest. Een procedure in Rome voor zalig- en heiligverklaring was er nog niet. 
Die ontwikkelde zich pas vanaf ongeveer de twaalfde eeuw en pas sinds de zestiende eeuw wordt er precies bijgehouden wie er door Rome tot de eer der altaren zijn verheven. De schatting is dat er meer dan tienduizend zaligen en heiligen zijn. Dat betekent dus gemiddeld bijna dertig per dag.

 

Heilige zonder naam
Het meest dierbaar zijn mij misschien nog wel de vrouwen en mannen die niet op de kalender terecht zijn gekomen. Zij hebben nooit over het water gelopen, geen verloren voorwerpen teruggebracht, geen wonderbare genezingen verricht, geen afgehakte hoofden teruggeplaatst, niet hun leven opgeofferd voor het behoud van hun kuisheid. 
Maar zij hebben eenvoudig het goede gedaan, in het leven van alledag, stil en onopvallend. Van hen bestaan geen beelden of iconen en er worden tot hen geen novenen of litanieën gebeden. Misschien komen de vele bezoekers van Wittem juist wel zulke heiligen zoeken: mensen die een beetje op ons lijken.
Over hen bestaat een mooie, korte roman in het dialect van Vijlen, op een flinke steenworp afstand van Wittem gelegen: ‘De hillige vaggen durp’ (‘De heiligen van het dorp’) uit 1947. Hij is geschreven door de priester Frans Schleiden (1896-1955), die van 1920 tot 1928 kapelaan in Vijlen was. 
Hij werd later kapelaan in Hoensbroek en Heerlen (Molenberg) en pastoor in Mheer en Kerkrade, maar hij bleef altijd in het dialect van Vijlen schrijven. Hij was van 1931 tot 1938 hoofdredacteur van het tijdschrift Veldeke en was, als een van de weinige dialect­auteurs, in 1947 benoemd tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. 

 

Naar het seminarie
De roman bestaat uit kleine schetsen van gebeurtenissen uit het leven van gewone mensen uit het dorp, en voor die mensen schreef Schleiden het ook: zoals over en voor ‘der Mertens, ’t Frenske vaggene Tievelder en Jennemiekes-Gritje.’ 
Een van de jongens uit het dorp, ‘der Barthelomee’, gaat naar het seminarie om voor priester te studeren. Die studie begon met de filosofie. Als hij terug is in het dorp, vertelt hij ‘der Mertens’ wat ‘der professor’ in de ‘Introductio ad philosophiam’ behandelde. En na enig heen en weer praten concludeert ‘der Mertens’: ‘Philosophie… dat is went inge gelieëd is… en nuuks kint.’ Filosofie, dat is als iemand geleerd is, maar niets kan. Die zit. 
De laatste zin van ‘De hillige vaggen durp’ luidt, en ik zal het maar meteen in het Nederlands vertalen: ‘Zien jullie nu, ik heb het jullie al altijd gezegd: de hemel, dat is het fijnste dat bestaat.’ 
De woorden zijn aangebracht op een metalen deksel die in Vijlen op een molensteen geplaatst is: een monument voor pastoor Schleiden, gemaakt door kunstenaar Sjef Hutschemakers. Ik hoop dat al die gewone, onopvallende heiligen die ons ontvallen zijn en die niet op de kalender staan, dit van harte kunnen beamen.

Peter Nissen