Gerardus Magazine 2018-4

2018-4

Gedicht

Toen de lachvogel kwam

In de leegschijn van de winter
heb ik de volheid mogen weten
van de zwangerschap van God;
hij droeg de vruchten van de
aarde, stilzwijgend bewust,
naar de jongste lente toe;
en hij baarde weergaloos toen
de knoppen opengingen; er
was geen pijn, geen zeer, maar
licht en groen, pril blijspel
alom; en de dagen lengden en
gaven het licht aan zijn kind
om te volgroeien in de zomer en
te spelen naar weer een nieuwe
eindigheid; overal leven, nieuw,
fris, zout, zoet, alles tegelijk;
strengheid vergleden, want het
aardekind lachte – en ik; toen
heb ik aanbeden al wat ik zag en
voelde en wist; want ik ervoer hoe
goed het was, dat kind van God,
nog onbeproefd, nog ongerept, nog
niet bezweken aan wat dan ook.


En vogels vlogen op, zongen en
baden met mij mee; hun stemmen
klonken in de wereld – zo nieuw;
en de lachvogel kwam en ging met
mij; hij verlichtte mij en ieder
rondom met zijn klank; en ik deed
wat hij zei, want zijn woord was
Godgetrouw – helder, strikt, warm;
en ieder die was, werd geheiligd –


toen de lachvogel kwam.


Vrij naar Handelingen der apostelen 2,1-13

Ine Verhoeven