Gerardus Magazine 2023-6

2023-6

Muziek in de Bijbel

De natuur zingt Gods lof

Lees artikel als pdf
 

“Laat bruisen de zee en alles wat daar leeft,
Laat juichen de wereld met al haar bewoners.
Laten de rivieren in de handen klappen
en samen met de bergen jubelen voor de Eeuwige”. 
(Psalm 98, 7-9)

 

Wat moet je je daar nu bij voorstellen, bij jubelende bergen en rivieren die in de handen klappen? Juichen en jubelen is immers voorbehouden aan mensen. Misschien is er een dier te bedenken dat het kan, een chimpansee of een papegaai, maar bergen en rivieren jubelen niet. Toch staan er in de Bijbel wel meer teksten waarin de natuur zelf Gods lof zingt. In psalm 148, 7-10 bijvoorbeeld, staat:

“Loof de Eeuwige, bewoners van de aarde, 
zeemonsters en oceanen, 
vuur en hagel, sneeuw en rook, 
stormwind die doet wat hij zegt.
Alle bergen en heuveltoppen, 
hout dat vrucht draagt en alle ceders,
dieren van het veld en dieren in de wei, 
alles wat kruipt en op vleugels gaat.” 

En in het boek Jesaja:
“Juich hemel, want de Eeuwige heeft dit gedaan,
jubel, diepten van de aarde,
bergen, breek uit in gejuich,
en ook jullie, bossen, met al je bomen.” (Jesaja 44, 23)

 

Toen de Bijbel ontstond

God schiep niet alleen mensen, maar ook de natuur: zeeën, bergen, planten en dieren. Zij hebben dus een eigen relatie met hun Schepper, net als de mensen; en los van die mensen. Waarom zouden zij niet, zoals de mensen, dankbaar kunnen zijn voor hun bestaan? Wij horen ze inderdaad niet juichen, maar misschien ligt dat meer aan ons dan aan hen. 

De dichter van psalm 19 lijkt zich hiervan bewust te zijn, want hij (of misschien wel zij) schrijft:
“De hemel verhaalt van Gods majesteit, 
het uitspansel roemt het werk van zijn handen…
Toch wordt er niets gezegd, geen woord gehoord, 
het is een spraak zonder klank.” (Psalm 19, 2.4)

De Bijbel is allereerst een mensenboek. Het is het verhaal over mensen en hun relatie met God. De natuur speelt daarin een bijrol. Ze doet maar af en toe even mee. Maar de mensen uit de tijd van het ontstaan van de Bijbel, stonden dichter bij die natuur dan wij. Zo dicht in ieder geval, dat men niet zo’n moeite had met teksten over juichende bossen en jubelende rivieren. Men ervoer de natuur blijkbaar, meer dan wij tegenwoordig, als medeschepsel.

 

De middeleeuwen
Dat geldt bijvoorbeeld ook voor Sint-Franciscus van Assisi. Hij leefde in de middeleeuwen (1181-1226), lang na het ontstaan van de Bijbel, maar lang vóór de moderne tijd met zijn grootschalige ontginning van de natuur.

Sint-Franciscus schreef het Zonnelied, waarin staat:

“Wees geprezen, mijn Heer, door zuster maan en de sterren.” 
En: “wees geprezen, mijn Heer, door broeder wind en de lucht.” 

In hedendaagse vertalingen van het Zonnelied is het woord ‘door’ vaak vervangen door ‘voor’. Met andere woorden: wij mensen moeten God loven vanwege de maan en de wind. Zijzelf loven niet. Alsof het dode natuur is, of in geval van planten en dieren, natuur zonder een eigen gevoel, wil of verlangen. En zeker zonder de eigen stem die Franciscus hun gaf.

Maar al stonden de middeleeuwse en bijbelse mensen dichter bij de natuur, van zorg voor die natuur was geen sprake. Dat was ook niet nodig. Natuurlijk werd de natuur ook in vroeger tijden wel verontreinigd – overal waar mensen leven, gebeurt dat – maar die aantasting was zo beperkt dat de natuur dit zelf kon opvangen: een afgebrand bos liep na enkele jaren toch weer uit; verdreven dieren kwamen na een aantal jaren wel weer terug.

Dat veranderde pas door de industrialisatie in de negentiende eeuw en de toename van luxe en welvaart in de twintigste eeuw. De verontreiniging en aantasting van de natuur in onze tijd is zo omvattend en grootschalig dat de natuur geen tijd meer krijgt om te herstellen. Er is tegenwoordig overal op de wereld – zelfs op plekken waar de mens nauwelijks komt, zoals de Zuidpool of de diepe oceanen – sprake van milieu­schade die onomkeerbaar is.

 

De laatste vijftig jaar
Vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw zijn de mensen zich daar ook van bewust geworden. De term ‘milieuverontreiniging’ is toen ontstaan, inmiddels een heel gewoon woord.
Dit bewustzijn kwam ook al snel in de kerken terecht: in de jaren 80 begon de Wereldraad van Kerken met het ‘conciliair proces’, een bewustwordingsproces voor vrede, gerechtigheid én heelheid van de schepping. 

De Rooms-Katholieke Kerk is officieel geen lid van de Wereldraad van Kerken, maar aan dit conciliair proces werd volop meegedaan, zeker in plaatselijke parochies. Men ‘ontdekte’ bijvoorbeeld opnieuw het scheppingsverhaal uit het boek Genesis: God heeft niet alleen de mensen, maar de hele wereld geschapen en ‘Hij zag dat het goed was’ (een zin die verschillende keren terugkomt in het scheppingsverhaal). Met andere woorden: het gaat God niet alleen om de mensen; de natuur, zowel de dode als levende natuur, hoort erbij.

Paus Franciscus gaf aan dit katholieke milieubewustzijn een nieuwe impuls met zijn encycliek ‘Laudato Sì’, die in 2015 uitkwam. Laudato Sì (vertaald: Geprezen zijt Gij – begin van het Zonnelied van St.-Franciscus) gaat over de aantasting van de aarde; het is een oproep aan ‘alle mensen van goede wil’ om die aantasting een halt toe te roepen. 

De paus heeft het in zijn encycliek over de aarde die in dienst staat van de mensen: als onze woning en de bron voor ons voedsel. Maar hij vergeet toch ook niet – in de traditie van de Bijbel – om haar zelf een stem te geven, als een op zichzelf staand schepsel van God. In zijn inleidend hoofdstuk schrijft hij: “Onze zuster aarde huilt omwille van de schade die we haar berokkenen.” En iets verder, in hoofdstuk I (een hoofdstuk met een overzicht van alle vormen van milieuaantasting): “Deze toestanden maken dat zuster aarde zich aansluit bij de verstotenen van de wereld, en dat ze het samen uitschreeuwen en vragen om van koers te veranderen.”

Het juichen en jubelen van de natuur in de Bijbel is dus veranderd in huilen en wanhopig schreeuwen in onze tijd. Dat is wel heel triest en zorgelijk. Maar, aldus de paus aan het slot van zijn encycliek: “God, die ons oproept om te doen wat we kunnen, biedt ons de kracht en het licht om verder te gaan. Hij laat ons niet in de steek. Zijn liefde helpt ons om nieuwe wegen te vinden.” Laten we daarop vertrouwen en tegelijk zijn oproep tot verandering serieus nemen.

Ageeth Potma