2018-5
Gedicht
Joodse Apocalyps
Shalom, Israël, met je zeventig jaar bestaan.
Flitsen van bedreiging en toch van hoop:
Kattebelletje van de Nederlandse buren: ‘Naast ons, Herr Deutscher, verblijft een Jood. U vergat hem op te halen.’ Ze pikten zijn huis in en rookten op het joodse balkon hun sigaretje.
Hij zette zijn keppeltje op, nam de koffer en stapte in de Polizeiwagen. De chauffeur blies de sigarenrook in zijn ogen en bracht hem naar zijn einde.
'Ik ben moe,’ zei de machinist, ‘gisteren drie treinwagons vol plebs naar Auschwitz gereden, ben net pas terug. Ik heb mijn sjekkie wel verdiend.’
Ze stond in de lange rij te wachten voor de poort Arbeit macht frei: ‘Ik heb nog een gouden ring. Je krijgt hem voor wat water.’ De kampwacht trok zijn pistool, knalde haar neer en liep door. De walm stonk hem na.
Hij, verplichte corveeër, opruimer van de lijken van vergaste Joden, keek naar de opstijgende rook: ‘Daar kringelen mijn moeder en mijn zusje…’
De Duitse commandant stond fier in de overwinningswagen. De stad was eindelijk jodenvrij.
Maar de laatste joodse schutter richtte vanaf het kapotgeschoten dak op zijn dikke kop. De pet van de bevelhebber vloog de lucht in. De Duitse ereinsignes kleurden rood. Zijn status ging in rook op.
Toen de rechter in Tel Aviv vroeg of hij zich schuldig wist als de uitvoerder van de moord op zes miljoen Joden, antwoordde Eichmann: ‘In de zin van de wet niet. Befehl ist Befehl.’ Eerloos was zijn as.
Dit jaar, AD 2018, bestaat de staat Israël zeventig jaar. Het beloofde land van de overlevenden van de Holocaust is vooral bedoeld als veilige staat
voor wie er wonen, om te bouwen aan een bestaan zonder haat, zonder vuur, zonder bommen, elke vijandschap voorbij. God weet.
Etty Hillesum, actieve getuige van de vernietiging van het joodse volk, noteert onder meer in haar geschriften: Ik heb de mensen zo verschrikkelijk lief, omdat ik in ieder mens een stuk van jou liefheb,
mijn God. En ik zoek jou overal in de mensen en ik vind vaak een stuk van jou, en ik probeer jou op te graven in de harten van anderen. En: Ik weet dat ik moet getuigen mijn God: dat het goed en mooi is in jouw wereld te leven, ondanks alles wat wij mensen elkaar aandoen.
Op een foto houdt Etty een sigaret tussen haar vingers. Ze beeldt daarmee ondergang en opstanding uit. De opwaartse rook bezweert Etty´s lijfspreuk: God, en dat omvat alles.
p. Frans Boddeke C.Ss.R.