2019-5
Gerardusminiaturen
Vals beschuldigd, en dan?
Gerardus werd in zijn streek zeer gewaardeerd en gerespecteerd. Dat wekte op een gegeven moment de woede en afgunst op van een jonge vrouw, Nerea Caggiono. In enkele gesprekken met Gerardus had ze aangegeven dat ze graag wilde intreden in het klooster. Enkele van haar vriendinnen waren kort daarvoor ingetreden en zij wilde hen volgen. Al vrij snel bleek dat ze haar capaciteiten voor het religieuze leven had overschat. Ontgoocheld en vol schaamte keerde ze terug naar huis. Om haar eigen argeloze stappen en fouten te verdoezelen, verspreidde ze allerlei lasterpraat over de zusters. Ook ten aanzien van Gerardus zon ze op wraak, want hij had haar tenslotte het benodigde geld gegeven om te kunnen intreden.
Nerea was erachter gekomen dat Gerardus lange gesprekken voerde met een jong meisje, Nicoletta Capucci, dat ook graag wilde intreden in een klooster. Op een dag vertelde Nerea Caggiano aan haar biechtvader dat ze op de hoogte was gekomen van een zondige verhouding tussen Gerardus en Nicoletta. Haar verhaal had ze zo geslepen in elkaar gezet, dat het werd geloofd. De biechtvader bracht de overste van de Congregatie, Alfonsus de Liguori, op de hoogte en deze ontbood Gerardus onmiddellijk. Toen hij hem de beschuldigingen voorhield, verweerde Gerardus zich met geen woord. Dit betekende voor Alfonsus niet dat Gerardus schuld bekende. Wellicht – zo vermoedde de overste – had Gerardus te weinig rekening gehouden met jaloezie en kwaadaardig gedrag. Hij legde hem de volgende straf op: geruime tijd niet terugkeren naar zijn klooster, geen mensen spreken buiten het klooster en geen H. Communie ontvangen. Dit laatste was werkelijk de zwaarste straf voor Gerardus.
Op een dag wordt de door jaloersheid gedreven Nerea ziek en krijgt wroeging van haar lasterpraat. Ze schrijf Alfonsus de Liguori een brief waarin ze opbiecht dat ze uit wrok en haat lasterpraat heeft verkocht. Als Alfonsus Gerardus dan ontbiedt en vraagt waarom hij op de beschuldiging geen enkel tegenwoord ter rechtvaardiging heeft gegeven, wijst Gerardus enkel op de Regel waarin staat dat je een overste niet tegenspreekt.
Pater Marinus van Delft schrijft in zijn ‘Gerardus miniaturen’ dat dit moment sterk doet denken aan de situatie waar Jezus door Pilatus wordt beschuldigd. Jezus zweeg. Gaf geen weerwoord op alle laster. Gerardus wijst op de Regel, maar zijn dieperliggende beweegreden om te zwijgen was meer gelegen in het feit dat hij één wilde zijn met Jezus van Nazareth. Deze verguisde en veroordeelde mens was voor Gerardus immers de Verlosser en Redder.
Marianne Debets