Gerardus Magazine 2019-8

2019-8

Gedicht

Morgenster

Eigenwijs brutaal staart hij mij aan
in zilveren naaktheid, zonder ogen.
Hij is niet verdwenen met zijn broeders
bij het vroege licht naar ergens
maar blijven staan.

Ik vind hem mooi, mooier dan
in de zwarte nacht wanneer hij hoort
 te schitteren tussen de hemellichten
 van zijn soort.

In de ochtendstond ontmoet ik hem
aan het roze firmament met grijs en
zachter blauw dan droom en hij bewijst
 dat ritme is voor al wat leeft maar niet
voor mij en lachend roept mijn hart:
jij wijsneus, waarom beeld je uit mijn ik?

Dan keer ik huiswaarts, naar mijn woning
in het oosten van de stad en wandel langs de
ezel en de herten en neem de waterhoentjes
bij de plas in gedachten mee als kleine,
zwarte uivers.  

En weer ben ik geboren
waar ik eens geboren was.

? Ine Verhoeven