2021-4
Je komt als geroepen
Diplomatie van een first lady
De bijbel is één groot roepingsverhaal. Het is het verhaal van de roeping van het volk Israël dat uit de slavernij van Egypte is weggeroepen om te leven in een eigen land, onder Gods beschermende en zegenende hand en onder Gods leiding. Het is een lichtbaken voor de hele mensheid, voorbestemd om te getuigen van Gods bevrijdende handelen en om in te staan voor de Wet of Thora: die leefregel van een ideale maatschappij waarin vrede en rechtvaardigheden heersen.
Israël is de levende herinnering aan Gods grote daden en het geweten van de wereld. Dat is zijn roeping en dankzij die voorbestemming is het volk als zodanig Gods uitverkoren dienaar.
Uitverkiezing en vloek
Die roeping heeft echter een schaduwzijde. Door zijn bevoorrechte positie als getuige roept het Joodse volk ook irritatie, vermoeidheid en ergernis op. Israël wordt herhaaldelijk onder de voet gelopen. Ook intern wordt het volk vaak ondermijnd en gesaboteerd - door mensen die de last van de verantwoordelijkheid niet kunnen dragen. Ze vergeten degene aan wie zie hun vrede en vrijheid te danken hebben en ze nemen het niet zo nauw met zijn wet – waarna God zijn handen van het volk aftrekt. Roeping en uitverkiezing slaan dan om in vloek.
Deze dubbelheid van uitverkiezing en vloek wordt vaak verpersoonlijkt in de gestalte van de Lijdende Dienaar die plaatsvervangend voor het volk getuigt en lijdt. Vooral de profeet Jesaja wijdt vele bladzijden aan deze persoon die messiaanse trekken heeft. In het Nieuwe Testament wordt Jezus als deze uitverkorene plaatsvervanger of gezalfde voorgesteld.
In de bijbel komen veel verhalen voor waarin wordt verteld van de roeping van een gewone vrouw of man om als profeet of leider op te treden. Ten diepste zijn deze losse roepingsverhalen allemaal min of meer symbolen van dat grote roepingsverhaal van het Volk Gods en de Messias. Dat geldt ook voor het verhaal van Hadassah of Ester, die als Jodin opgroeit in de verstrooiing ten tijde van de Perzische overheersing in de vijfde eeuw voor Christus. Aan haar is een eigen bijbelboek gewijd.
Van de koning of van het volk
Ester leeft aan het hof van koning Xerxes. Ze heeft de twijfelachtige eer te zijn uitverkoren tot de lievelingsvrouw in diens harem. Een uitverkiezing die ook een noodlot is, want als een vrouw uit de gratie valt bij de nukkige en wrede koning loopt het slecht met haar af.
Met haar volksgenoten, die in het Perzische rijk leven, is het ook niet goed gesteld. Officieel worden ze gedoogd en kunnen ze een eigen leven leiden. Er heerst onder de bevolking van het Rijk echter ook een verborgen jodenhaat die af en toe tot uitbarsting komt. Van zo’n uitbarsting wordt ook verteld in het verhaal van Ester.
Een invloedrijke man start een haatcampagne tegen de Joden in het Perzische Rijk die erop is gericht het volk uit te roeien. Hij probeert daarvoor door omkoping de steun van de koning te krijgen. Dat plan lijkt te gaan slagen, want Xerxes is een cynische heerser.
Het plan wordt verijdeld door Ester. Dat gaat echter niet zonder slag of stoot. Een volksgenoot, haar oom Mordekai, neemt via via contact op met Ester die leeft in de gouden kooi van het paleis. Indirect vangt ze geruchten op over de fatale plannen die worden gesmeed en komt haar ter ore welk drama zich ontvouwt aan de andere kant van de paleismuren. Mordekai doet een dringend beroep op zijn nicht haar charmes bij de koning in te zetten om het lot af te wenden.
Hoog spel
Ester schrikt van het appel dat op haar wordt gedaan. Haar mogelijkheden om de koning te beïnvloeden worden sterk overschat. Ze mag wel de lievelingsvrouw zijn van Xerxes, maar in feite is ze een slavin die niet zomaar op eigen initiatief bij de koning mag aankloppen. Als ze op eigen initiatief audiëntie aanvraagt, zet ze haar leven op het spel:
‘Alle dienaren van de koning en de bewoners van de provincies van de koning weten dat iedere man of vrouw die ongeroepen naar de koning in de binnenhof komt, maar een maatregel te verwachten heeft: de doodstraf. Alleen degene aan wie de koning de gouden scepter toereikt, blijft in leven. En ik ben al in geen dertig dagen meer bij de koning geroepen!’ (4, 11) – zo verweert Ester zich.
Mordekai dringt er echter op aan dat Ester bij de koning appelleert. Hij doet daarbij een beroep op haar solidariteit en haar lotsverbondenheid met haar volk. Haar privileges zijn haar niet voor niets gegeven. Het is een lust en een last om de first lady te zijn:
‘Denk maar niet, dat jij als enige van alle joden gespaard zult blijven, omdat jij in het koninklijk paleis woont. Integendeel, als jij op dit moment blijft zwijgen, komt er voor de joden toch uitkomst en redding, van een andere zijde, maar jij en het huis van je vader gaan dan te gronde. Wie weet of je niet voor een moment als dit tot de koninklijke waardigheid gekomen bent?’ (4, 13-14)
Ester beseft uiteindelijk welke verantwoordelijkheid op haar rust, gaat overstag en trekt de stoute schoenen aan. Ze weet tot de koning door te dringen en beweegt hem, via een ingewikkelde strategie, ertoe de plannen tegen haar volk te verijdelen. Dat lukt. De vijand trekt aan het kortste eind en het Joodse volk ontsnapt aan een gruwelijk lot.
Waar is God?
Bijbelgeleerden wijzen er graag op, dat in het bijbelboek Ester – tenminste in de Hebreeuwse versie – God niet rechtstreeks optreedt. Alles wat er gebeurt, gebeurt in de interactie tussen mensen. Ook de roeping van Ester heeft de vorm van een beroep dat Mordekai doet op zijn nicht. God komt er ogenschijnlijk niet aan te pas. Het appel is er niet minder indringend om. En zo wordt Ester één van de vele bijbelse gestalten die een belichaming zijn van het volk Gods dat geroepen is om voor anderen door het vuur te gaan.
Eric Corsius