Gerardus Magazine 2018-4

2018-4

Duurzaam leven

Van wieg tot wieg

Toen ik hoorde dat er in het Gerardus Magazine van dit jaar een rubriek over duurzaamheid zou komen, riep ik meteen: dan moeten we Maria Mobers eens aan het woord laten. En zo zit ik op een vrijdagmiddag in maart met een kop thee tegenover Maria, geboren en getogen in Wittem en vrijwel haar hele leven – ze is begin 50 – bezig met duurzaamheid.

 

“Eigenlijk heb ik het van kinds af aan meegekregen”, vertelt Maria, “zuinig zijn met spullen, nooit iets weggooien. Dat sprak vanzelf bij ons thuis. We hadden een kleine boerderij en leefden bijna helemaal van wat ons land opbracht aan groenten, fruit, eieren en vlees. Kleding werd zelf gemaakt en alles wat kapot ging, werd gerepareerd tot het echt niet meer ging. Eten weggooien was helemaal uit den boze, want mijn moeder had de hongerwinter meegemaakt.

 

Niet dat ik daar als kind zo heel erg mee bezig was. Ik hield wel van de tuin en daarom koos ik voor een opleiding tot hovenier. Aansluitend ging ik milieukunde studeren en werd ik milieu-ambtenaar. In die tijd, begin jaren 90, was dat nog een vrij nieuw beroep. We hielden ons onder andere bezig met het invoeren van afvalscheiding, dus klein chemisch afval, papierinzameling, GFT-containers en zo. Boeiend vond ik dat, want je spreekt mensen heel concreet aan op hun eigen verantwoordelijkheden.

Helaas heeft de gemeente waar ik werk tegenwoordig geen aparte milieu-afdeling meer. Milieu is nu een aandachtsveld voor alle afdelingen. Dat is op zich misschien wel goed, maar persoonlijk vind ik het heel jammer.”

 


Dus nu houd je je op andere manieren bezig met milieu?
“Ja, maar dat deed ik al. Toen mijn kinderen op de basisschool zaten bijvoorbeeld. De school bleek weinig aandacht te besteden aan natuur en milieu, en daarom besloot ik, samen met enkele andere ouders, om ‘natuurouder’ te worden. Dat betekent dat je een aantal keren per jaar een natuuractiviteit organiseert voor de kinderen. Het IVN heeft daar een cursus voor en die hebben we gevolgd.
De school gaf gelukkig alle medewerking. We hielden dus twee keer per jaar een natuurdag. Voor elke klas was er dan een andere activiteit, bijvoorbeeld een blote- voeten-pad maken van natuurlijke materialen, of onderzoeken wat voor plantjes en diertjes je allemaal in een beek kunt vinden.
Toen mijn kinderen van de basisschool af gingen, heb ik me aangesloten bij de scholenwerkgroep van het IVN Heuvelland. In die groep doen we eigenlijk hetzelfde, alleen niet meer als ouders. We werken op vier scholen hier in de omgeving, op elke school vier keer per jaar.”


En je kinderen, hebben die er wat van meegekregen?
“Ja, ik geloof het wel. Mijn oudste zoon zit op kamers in Eindhoven en bijna vanaf het begin is hij in zijn studentenhuis verantwoordelijk voor het afval. Afgelopen zondag was hij ’s avonds nog bij ons en toen moest hij ineens nog een appje naar zijn huisgenoten sturen dat ze de afvalcontainer buiten moesten zetten. En hij heeft mijn hulp aangenomen om op hun balkon een compostbak te maken, zodat ze hun eigen GFT-afval kunnen composteren. Ik doe dat zelf ook, dus hij kent het van jongs af aan. Maar op een balkon is het lastiger, want je moet het water dat uit de compost komt, opvangen en je moet wormen toevoegen omdat die er niet van nature zijn.

Ja, afval heeft mijn grootste interesse. Afval scheiden, maar vooral afval voorkómen. Ik heb afgelopen jaar meegedaan met het project 100-100-100 in onze regio. Daarbij gaat het erom dat 100 huishoudens proberen om 100 dagen lang 100% afval te scheiden. Als je dat serieus doet, heb je echt maar een onsje restafval per week.”

 

Dus als we allemaal consequent ons afval scheiden, dan komt het wel goed met het milieu?
“Nee, uiteindelijk toch niet. Er moet eigenlijk een andere manier van denken komen bij het produceren van goederen. Ik kreeg een paar jaar geleden een boekje van een collega over de ‘cradle to cradle’-filosofie; in het Nederlands: ‘van wieg tot wieg’. Dus niet van de wieg tot het graf, maar opnieuw tot de wieg. Ik vond het echt een openbaring. Het gaat erom dat je producten zo moet maken dat de onderdelen na afloop weer voor hetzelfde doel te gebruiken zijn. Er wordt tegenwoordig wel veel ingezameld, maar de ingezamelde stoffen zijn vaak zo vermengd met andere stoffen, dat je er niet zo veel mee kunt. Dat komt doordat er bij het maken van een product geen rekening is gehouden met de vraag wat er na afloop mee gebeurt. In een product zijn vaak onnodig veel verschillende materialen gebruikt, bijvoorbeeld doorzichtig en gekleurd plastic, rubber, aluminium. En die onderdelen zitten ook nog zo aan elkaar geplakt dat je ze nooit meer uit elkaar krijgt. Als je zo’n product recyclet, krijg je een grondstof die je hooguit kunt gebruiken voor bankjes voor het park, of straatpaaltjes. Maar als je al vooraf nadenkt over de vraag hoe je alles weer uit elkaar krijgt, dan zou je na recycling grondstoffen hebben die je weer voor het oorspronkelijke product kunt gebruiken. Van wieg tot wieg dus. Dat is pas echt duurzaam.”


‘Milieubewust’ is dus niet hetzelfde als ‘duurzaam’?
“Nee. Duurzaamheid is méér. Er bestaat officieel een nogal ingewikkelde definitie voor duurzaamheid, maar als ik ergens een lezing houd over milieu en duurzaamheid (want dat doe ik wel eens) dan zeg ik: duurzaamheid gaat over ‘hier en daar’ en over ‘nu en straks’. Dus: wat voor gevolg heeft het wat we hier doen voor mensen in andere delen van de wereld? En: wat voor gevolgen heeft dat wat we nu doen voor de generaties die na ons komen? Als je daar serieus rekening mee houdt, dan leef je duurzaam. Dat kun je natuurlijk niet alleen. Dat moet een samenleving samen doen: burgers, overheid en bedrijven.”


Heeft je zorg voor het milieu en duurzaamheid wat met je geloof te maken?
“Ja, natuurlijk. Dan gaat het over rentmeesterschap, dat we verantwoordelijk zijn voor de aarde die aan ons is toevertrouwd. Of de schepping als een gave van God. Ik weet eigenlijk niet wat ik daar meer over moet zeggen. Het spreekt gewoon vanzelf voor mij.”

Ageeth Potma