Gerardus Magazine 2022-3

2022-3

Wat wás is er nog

Wie heeft hier die palen weggehaald?

Water heeft iets heel paradoxaals: het brengt verbinding én scheiding. Eeuwenlang waren rivieren de belangrijkste reis- en handelswegen. De oudste kerken werden, ook in Limburg, dan ook niet zonder reden langs rivieren gebouwd. Maar we weten natuurlijk ook dat water een lelijke barrière tussen mensen kan zijn. Water brengt ook scheiding. Hoe kom je dichter tot elkaar als er een brede rivier, een meer of zelfs een zee tussen ligt? Als je geen tijd hebt om een tunnel te graven of een boot of een brug te bouwen, dan zijn er twee mogelijkheden: je gaat dwars door het water heen, zoals het volk Israël bij de uittocht uit Egypte (Exodus 14), of je loopt over het water.

 

‘Wees niet bang’
Maurus redt Placidus uit het water. Schildering van Fra Filippo Lippi, ca. 1444, nu in de National Gallery of Art in Washington.]In allerlei oude religieuze teksten is het een uiting van bijzondere goddelijke kracht wanneer je je over het water kunt verplaatsen zonder door het water verzwolgen te worden. De rivier- en zeegoden van de klassieke Griekse mythologie konden dat, evenals goddelijke wezens uit andere oude culturen. Het Bijbelboek Job beschrijft zo ook de macht van de Eeuwige: ‘Hij spant het hemelgewelf, Hij alleen, en wandelt op de hoog oprijzende zee’ (Job 9,8). Een God die wandelt over de zee: wat zou het bij de lezers van dit boek, zo’n twee- tot drieduizend jaar geleden (de datering van het boek Job is zeer onzeker), hebben opgeroepen? Verwondering, ontzag, vrees, of juist geruststelling en bemoediging?
Als geruststelling en bemoediging moet in elk geval het over water lopen van Jezus bedoeld zijn geweest. Dat gebeurt nadat Jezus vijfduizend mensen in de openlucht heeft gevoed met vijf broden en twee vissen. Hij stuurt dan de leerlingen alvast met een boot vooruit om naar de overkant van het meer van Galilea te varen. De leerlingen krijgen midden op het meer hevige tegenwind en komen niet meer vooruit. En dan komt Jezus over het water naar hen toegelopen en spreekt hen de bemoedigende woorden toe die als een refrein door heel de Bijbel terugkeren: ‘Houd moed, wees niet bang’ (Marcus 6,45-52).

 

Zegen versus gehoorzaamheid
Als Jezus over het water kan lopen, dan zijn er in de kerkgeschiedenis vast ook heiligen geweest die dat konden. Inderdaad, en het mooiste voorbeeld daarvan vind ik het verhaal van de heiligen Maurus en Placidus. Zij behoorden tot de eerste volgelingen van Benedictus, de monnikenvader van het westerse christendom. Hun verhaal wordt verteld in de levensbeschrijving van Benedictus, die paus Gregorius de Grote tegen het eind van de zesde eeuw, ruim een halve eeuw nadat Benedictus geleefd had, optekende in het tweede boek van zijn Dialogen. Hij bericht daar dat de beide monniken al op jonge leeftijd door hun vader bij Benedictus waren gebracht, die toen leiding gaf aan een monnikengemeenschap in Subiaco. Placidus was van de twee nog het meest kinderlijk, aldus Gregorius, maar ‘het gedrag van Maurus was zo uitstekend, dat hij de helper van zijn meester werd.’ 
De schranderheid van Maurus leidde tot het verhaal waarin de jonge heilige over het water liep. Placidus was met een kruik naar het meer gegaan om water te scheppen, maar hij deed dat zo onvoorzichtig dat hij zelf in het meer viel en wegdreef. Benedictus zag dit in een visioen en riep Maurus bij zich: ‘Vlug, dat kind dat naar buiten is gegaan om water te scheppen, is in het meer gevallen en het water heeft hem al een heel eind doen afdrijven.’ Maurus kreeg de zegen van Benedictus en rende naar het meer, tot de plek waar Placidus was afgedreven. ‘Hij meende nog op vaste grond te gaan, maar hij draafde op het water.’ Hij trok vervolgens Placidus aan zijn haren uit het water en bracht hem terug naar de oever. Daar keek hij om en realiseerde zich toen pas dat hij over het water had gerend. Teruggekomen bij Benedictus schreef hij het wonder toe aan diens zegen, maar Benedictus dacht juist dat het te danken was aan Maurus’ gehoorzaamheid. Zo ontstond er, aldus paus Gregorius, ‘een vriendenwedstrijd in wederzijdse nederigheid’. Maurus is in latere eeuwen de beschermheilige geworden voor allerlei beroepen, van kleer- en schoenmakers tot kaarsenmakers en lantaarnopstekers. Mocht de rooms-katholieke surfbond nog verlegen zitten om een patroonheilige, dan lijkt Maurus mij de aangewezen kandidaat.

 

En de pastoor?
Hoe moet je nu tegen dit soort wonderverhalen aankijken? Het lopen over het water is een beeld bij uitstek geworden voor de symbolische kracht van bijbelse wonderverhalen. Zowel de Vlaamse priester Herman Servotte als de Nederlandse predikant Carel ter Linden schreef een boek over de symboliek van wonderverhalen met het ‘over water wandelen’ in de titel. De christenen van de eerste generaties, aldus ter Linden, zullen zich niet afgevraagd hebben of Jezus werkelijk over het water heeft gelopen. Zij begrepen nog de kracht van wonderverhalen. Pas vele generaties later zijn christenen de bijbelverhalen voor een feitenrelaas gaan houden.

 

Een van de mooie kanten van het zuidelijke katholicisme is dat het dit soort wondergeloof altijd met humor heeft weten te relativeren. Ik herinner mij uit mijn jeugd een buut van Pierre Cnoops, de onbetwiste koning van de buuttereedners. De parochianen zeiden tegen de pastoor: ‘Jezus kon over het water lopen, kunt u dat ook?’ ‘Ja zeker, zei de pastoor, kom vanmiddag maar kijken bij de dorpsvijver.’ Daar stak de pastoor moedig van wal en liep enkele passen over het water. Maar vervolgens zonk hij plotseling de diepte in. Hij zwom naar de kant en riep boos: ‘Waem haet hiej die päöl weggehaold?’ (Wie heeft hier die palen weggehaald?)

 

Peter Nissen