2022-6
Wat wás er nog
Troost in Wittem
Deze zomer was in het MECC in Maastricht een musicalbewerking te zien van ‘Dagboek van een herdershond’, tussen 1978 en 1980 een enorm populaire serie op de Nederlandse televisie. Hij vertelt de belevenissen van een jonge priester, Erik Odekerke, die als kapelaan aan de slag gaat in een dorp in de Limburgse Mijnstreek. Wat in de publiciteit maar weinig aan bod komt, is dat aan de televisieserie en de musical een romancyclus van drie delen ten grondslag ligt van de Limburgse priester-schrijver Jacques Schreurs (1893-1966), ‘Kroniek eener parochie’, verschenen tussen 1941 en 1948. Schreurs verwerkte in de romans een deel van zijn eigen ervaringen als kapelaan in de Sittardse wijk Overhoven, waar hij twaalf jaar pastoraal werkzaam was.
De laatste priester-dichter
Theo Schouw, neerlandicus en oud-docent journalistiek in Tilburg, publiceerde onlangs een prachtige biografie van Jacques Schreurs. Schouw schreef al eerder een klein boekje over Schreurs met de titel ‘De krekel op de harp’. Nu dan een dikke biografie, ruim vierhonderd bladzijden, met de titel ‘Witte raaf onder zwarte kraaien’. In de ondertitel typeert hij Schreurs als ‘de laatste priester-dichter’.
Dat ‘laatste’ is natuurlijk wat overdreven. Ook na Schreurs zijn er nog priesters geweest die mooie poëzie hebben geschreven; ik denk bijvoorbeeld aan de Vlaamse priester-dichter Anton van Wilderode, en we hebben ook altijd Huub Oosterhuis nog. Maar wat wel klopt aan de titel is dat Schreurs zichzelf meer als dichter dan als schrijver zag.
Hij is bekend van de genoemde romancyclus en van enkele andere romans, van de tekst van de Passiespelen in Tegelen, van boeken over Clara en Franciscus en biografieën van andere heiligen en kandidaat-heiligen, zoals de Sittardse deken Tijssen. Maar vooral voelde hij zichzelf dichter.
Censuur
De poëzie van Jacques Schreurs was speels en muzikaal. Critici vonden het soms wel iets te veel rijmelarij. Maar er zitten ook pareltjes bij. De indrukwekkendste gedichten werden pas na zijn dood gepubliceerd: gedichten waarin hij woorden gaf aan zijn zwaarmoedigheid en zijn eenzaamheid, zijn angst om zonder liefde door het leven te moeten. Maar die konden bij leven niet door een pater (Schreurs hoorde bij de congregatie van de Missionarissen van het Heilig Hart) gepubliceerd worden.
Gedichten over heiligen en over katholieke devoties natuurlijk wel. Schreurs publiceerde er een aantal in het katholieke literaire tijdschrift De Gemeenschap. In 1933 verschenen ze gebundeld bij de uitgeverij van dat tijdschrift onder de titel ‘Nis en nimbus’, met mooie tekeningen van kunstenaars als Charles Eyck, Joep Nicolas, Otto van Rees en Lambert Simon.
Processie naar Wittem
Een van die gedichten beschrijft een processie naar Wittem, op naar Sint Gerardus Majella. Het is een lang gedicht, dus ik kan het niet helemaal citeren. Maar wel enkele strofen. Op een zangerige toon beschrijft Schreurs de gang van de processiedeelnemers, die ‘met pijn aan onze voeten en met een lastig pak’, maar ook met ‘een boterham op zak’ op weg zijn. Voor een goed begrip: ‘kroenekranen’ zijn kraanvogels.
Als kroenekranen en als kraaien
Trekken wij onverstoord
Waarheen muziek en vanen waaien:
Naar uw genadeoord.
Wij trekken voort door klei en regen,
Want wij zijn slijk en stof,
Het hart wijd-open naar uw zegen,
De mond vol van uw lof;
Wij gaan met pijn aan onze voeten
En met een lastig pak,
– Wij moeten onze zonden boeten, –
Een boterham op zak.
Aangekomen in Wittem wordt er dan gebeden, gebiecht (dat gaat daar gemakkelijker dan thuis) en gecommuniceerd. Maar dan keert ook het gewone leven weer terug, dat nu misschien toch iets lichter te dragen is.
En als wij straks elkaar hervinden
In ’t bruin-berookt estaminet
Waar voor twee stuivers vrouw Verlinden
Ons een bak koffie zet,
Zal tusschen koffie en likeuren,
Onder het laag plafond,
Uw naam als zoete wierook geuren
En gaan van mond tot mond.
De een voelt genezing van lijfskwalen
En d’ander van zijn smart
En die geen gunst weet te verhalen
Bewaart ze in zijn hart…
De koffie kost nu wel iets meer dan twee stuivers en zo is er wel meer veranderd. Maar gelukkig vinden er nog altijd mensen troost in Wittem, bij Gerardus. Ook al kunnen ze het misschien even moeilijk verwoorden als de processiegangers uit het gedicht van Jacques Schreurs.
Peter Nissen