Gerardus Magazine 2022-6

2022-6

Markante redemptoristen

Pionier van het anders omgaan met driften

Wij mensen zijn driftkikkers. Hoe beschaafd we ook zijn: we hebben nog veel gemeenschappelijk met onze verre voorouders, zoogdieren en amfibieën. Ook onze onbeheerstheid hebben we aan hen te danken: de emoties en verlangens die ons soms te machtig worden en ons dan uit de bocht doen vliegen. Opvoeders, therapeuten en pastores hebben er hun handen vol aan – en helaas soms ook de rechtspraak. 

 

Seksuele verlangens
Vanouds heeft de katholieke kerk zich met de menselijke driften en hun beheersing bemoeid – soms met meer succes, soms met minder. Vooral de seksuele drijfveren stonden lang in het middelpunt van de aandacht. Bij biechtelingen en biechtvaders stonden ze vaak bovenaan het lijstje. Er groeide een uitgebreide kerkelijke leer over de omgang met intimiteit en erotiek. 
In de beleving van velen ging het het daarbij vaak om verbieden, onderdrukken en verstoppen van seksuele verlangens. En met verbazing stelt men dan nu vast dat veel geestelijken zichzelf blijkbaar ook niet altijd konden inhouden – helaas soms op het gewelddadige af. De laatste jaren komt dit meedogenloos aan het licht.
Driften onderdrukken is blijkbaar geen succesformule: noch voor de gewone gelovige, noch voor de kloosterling, noch voor de celibatair levende priester. Het krampachtig beheersen van erotische verlangens werkt veeleer averechts. Een drift die wordt onderdrukt, wreekt zich door vroeg of laat uit te barsten als een vulkaan – met alle gevolgen van dien. Het is niet gezond, om met louter wilskracht jezelf in toom te houden. Maar wat is dan wel gezond en raadzaam? 

 

Multitalent
In de twintigste eeuw hebben vooraanstaande katholieke denkers het hoofd gebroken over deze problematiek. Onder hen nam de redemptorist Willem Duynstee (1886-1968) een vooraanstaande plaats in. De getalenteerde Duynstee studeerde glansrijk af in de rechten en begon toen een loopbaan bij de redemptoristen, waar hij zichzelf vormde in theologie, moraal en wijsbegeerte. Hij kreeg al snel een leer­opdracht aan de opleiding in Wittem. 
Lang had de kloostergemeenschap geen plezier van hem, want ook anderen ontdekten het multitalent. Vanaf 1928 werd hij hoogleraar aan de jonge universiteit van Nijmegen, en wel op het gebied van de rechtswetenschap. Ook zijn bestuurlijke gaven werden gezien, zodat hij al snel verantwoordelijke functies kreeg. Bij dat al was hij een gevraagd gesprekspartner en biechtvader.

 

Vloeken in de kerk
De levenslang leergierige Willem Duynstee ontdekte in zijn loopbaan ook de psychotherapie. Hij moet dit vakgebied hebben gezien als een belangrijke aanvulling op de moraaltheologie en het strafrecht, twee vakgebieden waarin het omgaan met ontspoorde driften een terugkerend onderwerp was. 
De psychotherapie, vooral die van Sigmund Freud, leek een belangrijke sleutel te bieden voor het omgaan met deze problematiek. Duynstee verkende de leer van Freud – waarmee hij in feite ‘vloekte in de kerk’, want Freud stond op de zwarte lijst van verboden denkers – en combineerde die met de serene leer van de middeleeuwse kerkleraar Thomas van Aquino. 
Zo kwam Duynstee tot het inzicht, dat er een uitweg was uit de doodlopende weg van het ontkennen van verlangens en drijfveren. Niet de wilskracht is het medicijn tegen driften, zo ontdekte hij, doch het onder ogen zien ervan. Wie haar of zijn driften onder ogen ziet, kan vervolgens proberen ze te doorgronden en te ‘ordenen’ – tegenwoordig zouden we zeggen: ‘een plek te geven’. Dat vraagt natuurlijk tijd, aandacht en geduld. Samen met zijn leermeesteres op het gebied van de psychotherapie, Anna Terruwe (1911-2004), ontwikkelde Duynstee een methode voor zorgvuldige begeleiding van mensen die worstelen met hun driften. 

 

Rehabilitatie
Duynstee was een pionier. De overigens zo trouwe en traditionele redemptorist onderging het lot van vele pioniers: hij werd naar het strafbankje verwezen door de kerkelijke autoriteiten, die in zijn methodes en inzichten een gevaar zagen voor de seksuele moraal, die vooral uit was op het indammen van driften in plaats van het kanaliseren ervan. 
Pas in de jaren zestig, toen de kerk zichzelf opnieuw uitvond en verjongde, werd hij gerehabiliteerd. Dat gebeurde in 1965 door tussenkomst van kardinaal Alfrink. Verzoend met de kerk leefde hij nog drie jaar, een belangrijke erfenis achterlatend aan volgende generaties zielzorgers, moraaltheologen en therapeuten.

Eric Corsius