2018-5
Heilzame verhalen
Probeer dit eens in je eigen omgeving
Marcus 8,22-26
Bijbelverhalen verdienen het om doorverteld te worden. Het zijn verhalen die weliswaar in een ver verleden zijn opgeschreven, maar ook vandaag en morgen grote betekenis voor ons blijven hebben. Ze gaan namelijk over ons dagelijkse leven; over ziende blind zijn, verlamd zijn van de angst, duivelse stemmen horen. Ze gaan over jaloezie en eerwraak, over de vraag: wie is de belangrijkste onder ons? Maar ook over koppige moed, volharding en opkomen voor het recht van de zwakste.
In die zin kunnen we bijbelverhalen beschouwen als een soort spiegel waarin we niet alleen ons eigen levensverhaal herkennen, maar die ons ook een nieuwe weg wijzen, vertrouwen schenken en in een moeilijke periode troosten en bemoedigen.
In het verhaal ‘de blinde van Betsaïda’, brengen mensen een blinde man naar Jezus van Nazareth. Wie deze mensen zijn – misschien wel zijn beste vrienden – wordt niet vermeld, maar ze zijn op de hoogte van de wonderlijke gebeurtenissen die in hun streek gebeuren. Ze hebben gehoord dat duizenden mensen die bijeengekomen waren om naar Jezus van Nazareth te luisteren, ‘s avonds ook nog te eten hadden gekregen, terwijl er maar een paar broden en enkele visjes waren. En ze hebben ook horen vertellen dat een man die doof was en moeite had om zich uit te drukken, weer normaal kon spreken. Enkel doordat hij werd aangeraakt door die Jezus van Nazareth. Dan – daar zijn ze van overtuigd – moet hij hún blinde vriend toch ook kunnen genezen!
Maar anders dan bij de dove man – die hij slechts even terzijde nam – neemt Jezus van Nazareth de blinde man bij de hand en lopen ze samen het dorp uit. Even weg van de mensen, weg van hun misschien wel nieuwsgierige blikken, maar zeker ook weg uit het rumoer en de drukte. Jezus wil alleen zijn met de blinde. Waarschijnlijk heeft hij, toen hij de man zag, aangevoeld dat genezing van deze mens niet eenvoudig was. Hij wil de ruimte, maar ook de tijd hebben om te luisteren naar het levensverhaal van deze mens; was hij blind geboren of op een gegeven moment blind geworden? En wat betekent blind zijn voor hem? Ervaart hij zijn blindheid als een straf? Want die opvatting heerste in die tijd. Een gevolg daarvan was dan ook dat de zieke aan de rand van de samenleving verbleef. Als Jezus van Nazareth dan samen met de blinde op een stille plek buiten het dorp is aangekomen – misschien wel op een van de vele stille plekken waar hij zelf regelmatig tot zijn Vader ging bidden – dan doet hij wat speeksel op de ogen van de blinde. Een teder gebaar op een pijnlijke plek.
Dit gebaar herinnert mij aan die keer dat ik als klein kind hard gevallen was. Door de schrik van de val kon ik bijna niet meer op mijn benen staan, maar mijn vader tilde me op en bracht me naar huis. Daar maakte hij heel behoedzaam mijn kapotte knieën en ellebogen schoon met water. En plotseling rolden de tranen van schrik en angst over mijn wangen. Ik voelde me veilig en getroost.
Zo kan ik me ook de situatie van de blinde voorstellen; in de behoedzame en zachte aanraking door Jezus van Nazareth komt de blinde geleidelijk tot zichzelf. In dat gebaar zegt hij als het ware: ‘Je mag je veilig weten hier op deze plek, ver van het gewoel van de mensen. Weet je maar beschermd, want ik blijf bij je. Er zal jou niets overkomen. Probeer maar rustig te ademen en misschien durf je dan je ogen te openen.’ Geleidelijk komt de blinde man tot rust en waagt het om voorzichtig te kijken. Tot zijn grote verbazing ziet hij mensen: ‘Ze zijn net als bomen, maar ze lopen rond’, zegt hij.
Het wordt duidelijk dat de blinde tijd nodig heeft om te kunnen herstellen. Er had zich in het verleden misschien wel teveel voor zijn ogen afgespeeld dat voor hem niet te verdragen was. Om dan ineens mensen weer aan te kijken, in hun ogen te kijken, dat is nu nog net teveel gevraagd.
Als een arts die zijn patiënt verstaat in zijn verdriet, weet Jezus van Nazareth dat er extra aandacht en tijd nodig is. Geduldig en vol zorg legt hij dan nogmaals zijn handen op de ogen van de blinde, op de plek waar hij zo’n pijn heeft geleden. Zo wil hij hem opnieuw laten voelen: ook jij bent een kind van God, je mag je veilig en geborgen voelen in dit leven. Dat geeft de blinde precies die extra steun waardoor hij zijn angst kan loslaten en hij zijn zelfvertrouwen herwint. Hij waagt het nu zelfs om met enthousiasme rond te kijken. Een nieuw leven lacht hem tegemoet. Als een wijze arts raadt Jezus de man dringend aan om eerst naar huis te gaan en niet direct terug te keren naar het dorp. Eerst weer wennen in de kleine kring van vertrouwde mensen voor hij zich weer in het volle leven begeeft.
Het verhaal van de blinde man roept bij mij de beelden op van een tv-reportage die ik onlangs zag over een jonge Rohingya-vrouw. Mat en verslagen vertelde ze aan een journaliste hoe haar kinderen en man voor haar ogen door terroristen waren vermoord. Zelf was ze ook gemarteld. Door ‘voor dood’ te blijven liggen, had ze op een gegeven moment kunnen vluchten. Haar ogen stonden dof en alle levenszin was uit haar weggevloeid. Ze kon nu alleen nog maar het schemerdonker van haar tent in het vluchtelingenkamp in Bangladesh verdragen.
De beelden van deze mensonterende situaties, maar ook schrijnende situaties in onze eigen omgeving, zijn vaak nauwelijks te verdragen. Ze dreigen je moedeloos te maken. Tegelijk roept het ook verzet op. Je wilt er iets tegen doen. Het verhaal van de genezing van de blinde man uit Betsaïda kan ons dan als een spiegel richting en bemoediging aanbieden. Het is een kostbaar voorbeeld van heil en genezing op kleine schaal. En ik ben er absoluut van overtuigd dat ieder van ons daartoe in staat is.
Marianne Debets