Gerardus Magazine 2020-3

2020-3

Eeuwfeest

Oorlogsjaren

Bij de viering van 75 jaar bevrijding vragen wij ons af: hoe ging het met dit blad in de oorlogsjaren? In de kronieken geeft broeder Rafaël ons een goed beeld. Op 18 augustus 1941 schrijft hij: 
“Deze maandagavond vragen twee leden der Gestapo naar pater Randag [hoofdredacteur, red]. Omdat deze in retraite is, staat br. Rafaël hen te woord. Ze vroegen voornamelijk tien exemplaren van het dien middag van de pers gekomen septembernummer, en dreigden met zware straffen als wij er ook maar een nummer van zouden durven versturen. Maar van een eigenlijke opheffing spraken zij niet. Dien eigen avond belt de drukker, P. Alberts uit Gulpen, ons op en doet de mededeling dat het Klokje van heden af niet meer verschijnen mag. Op de vraag naar de reden hiervan wordt opgegeven: ‘papierschaarste’. Op de bemerking van Alberts, dat hij nog voor meer dan een jaar papier genoeg in voorraad heeft, wordt geantwoord: ‘In Duitsch­land is alles van dat soort reeds lang opgeheven’.” 

Zo’n 35.000 ‘Klokjes’, klaar voor verzending, bleven liggen. Broeder Rafaël schrijft: “Wij verloren onze abonnees niet uit het oog. Eerstens veronderstelden wij verlof om per circulaire al onze abonnees van het gebeurde in kennis te stellen, en plaatsten in dat rondschrijven nog een verslag van de goede ontvangst van de inhoud van een flinke partij missiebusjes”. Dat inzamelen van geld voor de missie en voor het klooster ging nog een tijdje door via ‘postwissels’, de voorloper van de acceptgiro’s. Met groot succes: in januari 1941 kwam er zo ruim 4000 gulden binnen. Deze donateurs kregen een prentbriefkaart of een boekje toegestuurd als dank en ook via zgn. contactkaarten hield Wittem contact met de achterban. Ook al verscheen er geen ‘Klokje’ meer, het aantal abonnees steeg tussen 1941 en 1944 met 1.600!
Toen schriftelijke communicatie moeilijker en gevaarlijker werd, schreef broeder Rafaël: “Wij verminderden het contact. Wij zonden elke week slechts [!] 700 a 800 kaarten. (–) Zo hebben we kunnen bezig blijven tot de Amerikanen de Moffen wegjoegen”. Jawel, zo schreef hij dat in de kronieken. “Volgens de kantoorhouder van ons postkantoor waren wij de enigen die een beperkt contact bleven houden met onze vrienden. Andere tijdschriften kwamen tot een volledige onderbreking, zoals dan ook was voorgeschreven”.
Toen eind 1944 Zuid-Limburg bevrijd werd, was het postverkeer niet meteen op orde. Toch werd in oktober 1944 in beperkte oplage het eerste brochuurtje verspreid onder de titel ‘De klokken mogen weer luiden’. Het septembernummer van 1941 werd meegestuurd, dat nog altijd klaar lag. Daarin was een nieuw vervolgverhaal begonnen, dat na drie jaar werd voortgezet! In januari 1945 vierde het Sint-Gerardusklokje in volle vrijheid zijn zilveren jubileum. 

Henk Erinkveld CSsR