Gerardus Magazine 2018-8

2018-8

COLUMN

Geen gesjoemel met mooie woorden

Bij onmacht wil een mens iets kunnen doen. Iets zeggen om de onmacht te bezweren om niet van de onmacht in de put van de wanhoop te vallen. Je kun iemand vasthouden en niets zeggen of iemand houdt jou vast. Je kunt op de tafel slaan of een kreet slaken. Schreeuwen en huilen. Zelfs stilvallen en zuchten zijn een vorm van doen. Maar ook bloemen leggen, kaarsen branden, naar de rampplek gaan en stil staan kijken. Een spontane collecte organiseren zoals de man uit Almere na de elektrische bolderkarramp in Oss. Daar gingen ook kerk en moskeedeuren open en werden er gebedsdiensten gehouden. De bisschop vroeg om gebeden. Ik schreef teksten die ik aan enkelen stuurde. Het was om het uit te houden met de onmacht. Ik lees momenteel elke dag een psalm zoals de musicus-ex-monnik en nu zenleraar Gert Bremer die heeft herschreven.
Velen geven taal aan onmacht en leggen die onmacht voor aan de Ene. Ik was onverwacht op een zonnige nazomerse middag op bezoek bij de kapel en het kruiswegpark van Peerke Donders aan de rand van Tilburg. Vroeger woonden daar veel arme mensen – die overigens rijk kunnen zijn. Veel wevers zoals de ouders van Peerke Donders die zijn leven deelde met de uitgestotenen, de melaatsen in Suriname. Hun onmacht werd zijn onmacht tot in de dood. In Tilburg en in Suriname is hij niet dood, maar leeft zijn verhaal. Peerke Donders noem ik een bemiddelaar in de onmacht. Onderweg vertelde ik mijn gastheer en gastvrouw, met wie ik van hun huis naar de kapel liep, van een man die enkele zeer zware jaren achter de rug had, maar nu genezen was verklaard. “Hadden zijn overleden zoon en vrouw vanuit een niet te bereiken verte of niet zover, bemiddeld bij de Ene: dat het nu wel even genoeg was met alle ellende in hun leven?” De man zei me dat ik in zijn hart had gelezen. Kunnen we wel leven zonder bemiddelaars, zonder voorsprekers, zonder toevluchtsplaatsen? In heel ons leven zijn er momenten waarop we soms vragen om een goed woordje voor ons te doen. Omgekeerd kunnen we ook een goed woord voor een ander of voor een goede zaak doen. In Tilburg spreekt men van ‘ons Peerke’ en ‘je hoeft er niet katholiek voor te zijn’, las ik. Hij staat dichtbij de dagen van gewone mensen, op een andere wijze dan de fabrieksdirecteuren en hun hedendaagse nazaten. We hebben onbezoldigde bemiddelaars nodig en Peerke is er zo een. Er zijn er zo veel meer. Ver weg of dichtbij. Zonder bemiddelaars is het geen leven. Dat kun je in momenten van onmacht intens voelen. Je kunt devotie, zoals die tot Maria, snel een kaarsje branden, oppervlakkig noemen, maar je kunt er ook met andere ogen naar kijken. Het gedrag zegt nog niets over het hart. ‘Geen gesjoemel met mooie woorden’, las ik bij Gert Bremer. Het viel me op met hoeveel zorg daar in Tilburg alles wordt onderhouden. Op de terugweg las ik het boekje ‘De kruisweg van Batavia, het leven van Peerke Donders’ (uitgeverij Berne Media).

 

Marinus van den Berg; E-mail: mjvdb@planet.nl